top of page
Zoeken

Wim Bakker – Het verhaal van onze monumenten (deel 2)

Emancipatie en immigratie in de etnische sfeer

Ik ben het met Sewgobind eens dat de rollen die genoemde beelden spelen in de samenleving problematisch zijn vanuit het oogpunt van natievorming. Maar door daarbij de beschuldigende vinger te richten op machthebbers uit andere tijden en verre landen, ziet Sewgobind de actuele politieke krachten in Suriname over het hoofd. De reden waarom emancipatie en immigratie niet tot hun recht komen als nationale evenementen, is dat de heersende politieke klasse in Suriname er geen enkel belang bij heeft om de arbeidersklasse politiek bewust te maken. De heersende kongsi’s van politici en kapitalisten hebben er baat bij dat emancipatie en immigratie in de etnische sfeer blijven en niet wordt bekeken vanuit het perspectief van klassenstrijd.


Klas en Khedoe in dienst van het kolonialisme

Sewgobind maakt de grootste fout die een sociaal wetenschapper kan maken. Hij projecteert zijn eigen ideeën en gemoedstoestanden in de beelden. De beelden zeggen precies wat Sewgobind vindt dat ze moeten zeggen, namelijk dat emancipatie en immigratie zaken zijn zonder historische context, zonder strijd, zonder lijden, zonder “hat’leba” op de plantage. Sewgobind beschuldigt Jozef Ludwig Klas (1923 -1996) en Krishanpersad Khedoe (1940 -2017) ervan dat zij agenten waren in dienst van het kolonialisme die beelden maakten die koloniale misdaden camoufleerden.


Brons en aluminium

In de paragraaf over het beeld van Baba en Mai, bekritiseert Sewgobind de overname van het Westerse gebruik om gebeurtenissen en personen in brons te vereeuwigen. Hij ziet daarbij over het hoofd dat het beeld van Baba en Mai niet in brons, maar in aluminium gegoten is. Dit is een belangrijk detail. De makers van het beeld hebben met het toepassen van dat materiaal en het gebruik van de faciliteiten van de Suralco duidelijk willen maken dat het hen om een nationale zaak ging.


Sewgobind snapt weinig van de integratieprocessen in Suriname. Etnisering en etnische conflicten zijn een wezenlijk aspect van politieke processen in Suriname. Daarover heb ik in deze column regelmatig geschreven. Het etnische en het nationale vormen een dynamische

polariteit waarbinnen constant verschuivingen plaatsvinden. Wat vandaag etnisch is, is morgen nationaal.


De laatste tijd, met het mondiger worden van de Hindostanen, met name vanuit de diaspora, wordt er steeds vaker kritiek geleverd op de creoolse inkleuring van onze nationale identiteit. De VHP maakt er serieus werk van om van een etnische partij een nationale partij te worden. Omgekeerd zien we dat er in de NPS bewegingen zijn die de partij willen veranderen van een nationale partij in een etnische partij. In een plurale samenleving is het etnische en het nationale verwisselbaar. De etnische posities zijn dus niet als standbeelden in brons gegoten, zoals Sewgobind lijkt te suggereren.


Surinamers in diaspora

Waarom schrijft Sewgobind op deze manier over de standbeelden in Suriname ? Ik denk daar als volgt over. Hij is een nakomeling van de Surinaamse diaspora in Nederland. Net als vele anderen in de diaspora is hij kritisch over Suriname, maar die kritiek dient gedeeltelijk de politieke agenda van de Surinaamse Nederlanders, die zich verzetten tegen discriminatie en uitbuiting zoals die zich daar voordoen. In dat verzet zijn culturele symbolen zoals Sinterklaas en Pieterbaas politieke issues. Het kolonialisme is daar nog steeds de vijand. De Surinamer in diaspora worstelt met de culturele resten van het kolonialisme, misschien wel heftiger dan de blijvers in Suriname.


Misschien is Sewgobinds stellingname ingegeven door een dergelijke achtergrond, misschien ook niet. Mijn kritiek op hem is vooral dat hij – net als vele anderen in de diaspora – veel nadruk legt op de funeste rol van het kolonialisme, dat nog zou rondspoken in ons collectief bewustzijn. Daarom zijn we in Suriname volgens hen zo dom en racistisch. Allemaal de schuld van het kolonialisme en “mental slavery” (geen term van Sewgobind)


Tuinen der Ongeborenen

Sewgobind concludeert dat historische processen zoals de transatlantische slavenhandel en de immigratie van de Hindostanen niet goed middels een standbeeld worden uitgebeeld. Standbeelden fixeren een bepaalde politieke visie op de geschiedenis, terwijl er vele uiteenlopende geloofwaardige visies mogelijk zijn. Sewgobind heeft gelijk als hij stelt dat standbeelden de geschiedenis reduceren tot een persoon, een plaats en een moment. Dus liever geen standbeelden meer?


Een mogelijk antwoord vond ik in een ander stuk dat ik per email kreeg toegestuurd, toevallig een paar dagen na ontvangst van het stuk van Sewgobind. Het gaat om een artikel van Daphne Bakker en Sara Firkech

met als titel “Dede kondre. Gardens of the unborn”. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de kostgrondjes die slaven op de plantages en in de stad hadden om voor eigen gebruik gewassen te telen. Opmerkelijk was de aanwezigheid in deze tuinen van diverse planten die gebruikt werden om abortus te plegen. Veel Afrikaanse vrouwen hadden weet van planten en vruchten, die konden worden gebruikt om een abortus op te wekken. Zo namen ze de Okra plant mee uit Afrika. Van de Inheemsen leerden ze hier kennen de Pauwebloem oftewel de Poinciara, ook bekend als Pride of Barbados (Caesalpinia pulcherrima). Maria Sybilla Merian (1647 Frankfurt – 1717 Amsterdam), de beroemde naturalist die in de periode 1699 -1700 twee jaar in Suriname verbleef, schreef over deze plant: “De indianen, die slecht behandeld worden door de Hollandse meesters, gebruiken de zaden om hun kinderen te aborteren. De zwarte slaven uit Guinea en Angola hebben gedreigd geen kinderen meer te maken als ze niet beter worden behandeld. Ze hebben me dit zelf verteld”.


Merian zag het aborteren van slavenbabies als een vorm van politiek verzet. De vele poinciara planten die wijd verspreid zijn in het hele Caraibische gebied zijn evenzovele getuigen van de genetische suïcide die hier plaatsvond. De kostgrondjes met hun abortusplanten waren tuinen des doods.



“Botanische” geschiedenis

Het kolonialisme bracht niet alleen volksverhuizingen teweeg, het leidde ook tot de verspreiding van dieren, planten en ziektekiemen over de aardbol. De Afrikanen, de Brits Indiërs en anderen die naar Suriname kwamen, namen de zaden van allerlei planten mee. In Commewijne groeien nog moerbijbomen die afstammen van exemplaren die door gouverneur van Sommelsdijck naar Suriname werden gebracht. Verder kennen we het verhaal van Ma Pansa, die met haar man Adjako wegvluchtte van de plantage, met drooglandrijstkorrels in haar dikke haarvlechten verborgen.


Zo werd volgens de mondelinge overlevering de drooglandrijst aan de Boven-Suriname rivier geïntroduceerd. Bakker en Firkech menen net als Sewgobind dat heroïsche standbeelden de geschiedenis van de slavernij niet goed kunnen uitbeelden omdat de systemen van uitbuiting die toen begonnen zich nog steeds aan het ontwikkelen zijn. De ecologische gevolgen van de plantage-economie en de nieuwe systemen van extractie zetten zich in onze tijd voort. Standbeelden reduceren de geschiedenis tot een moment, een plaats of een persoon. De geschiedenis van de transatlantische slavernij ontplooit zich nog vandaag en kan niet worden vertegenwoordigd door een traditioneel standbeeld. Bakker en Zikech pleiten voor het ontwikkelen van verlaten plantages en tuinen als levende herdenkingsmonumenten. Deze botanische monumenten verspreiden hun zaden in de wijde omtrek en raken van generatie op generatie verwikkeld in leefwereld van de mensen. De geschiedenis is nooit af, zoals een standbeeld. Er volgt altijd een volgende generatie die de dingen anders ziet. Maar het landschap en de planten vertellen hun eigen verhaal.


Wim Bakker,

voorzitter SetiSRnan,

denktank voor een beter Suriname;

wjbakker@sr.net

20 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page