Na 46 jaar vind ik er niets meer aan. Nou ben ik nooit een type geweest dat in een koto in de kleuren van de Surinaamse vlag gaat lopen paraderen op het Plein, maar 46 jaar geleden maakte het idee dat wij ons los zouden maken van een land aan de andere kant van de oceaan, waarvan de mensen eeuwen achter elkaar onze mind hadden verpest met het idee dat wij minder waard waren dan zij, mij wel enthousiast. En waren we toen niet uniek? We hadden geen slopende oorlog hoeven te voeren, zoals Indonesiƫ en Algerije, we kregen onze voormalige heersers zelfs zover dat ze een flinke aanloopcheque beloofden om ons land op de rails van ontwikkeling te zetten. Want, dat moesten we wel begrijpen, we waren nog lang niet zo ver als zij. Hoezee voor Suriname, we zouden het zelf doen.
Ik had het moeten weten: dat het allemaal maar BABAW was. Voor en na de onafhankelijkheid vertrok de helft van onze bevolking massaal naar het M O E D E R L A N D. De vertrekkers geloofden NIET dat we het zelf zouden kunnen. Ze bedankten voor het blauwe paspoort. En wat zien we na 46 jaar? Hebben ze geen gelijk gehad? Zijn het niet deze zelfde mensen die de armoede draaglijk maken voor hun achtergebleven familieleden, die niet bij de Happy Few van friends en family horen? Zijn zij het niet die zorgen voor bloeiende pakketdiensten en Western Union bedrijven? Hebben zij niet het diasporakapitaal dat de BIG BOOM moet brengen in de komende jaren? Of is dat ook maar BABAW?
Mijn gunst, nu klink ik wel heel negatief. Maar ik hoop dat u kunt begrijpen dat ik teleurgesteld ben na wat ik in al die zesenveertig jaar heb zien gebeuren. Toen het feestgedruis van 25 november 1975 was verstomd kwam de coup, een militair regime en een zesjarige binnenlandse oorlog, met moordpartijen die het nationale geweten nog steeds belasten. Die mensen op de vlucht dreven. Ik zag de ƩƩn na de andere regering die de koersen niet kon beteugelen, met exponenten die zichzelf schaamteloos verrijkten en de rest van de bevolking de armoede in dreven.
Maar goed, laat mij me haasten om u te zeggen dat ik mij thuis voel in Suriname. Ik zou niet weten waar ik anders moest wonen. Ik weet niet wie ooit op het perverse idee is gekomen om de aarde te verdelen in hokjes, maar de realiteit van vandaag is dat er bij de landen waar ik eventueel naar toe zou willen gewapende wachters staan bij de grenzen en als het even kan een versperring van prikkeldraad, of een hoge muur van vijf meter met overal bewakingscameraās. Mij niet gezien dus. Ik blijf lekker in mijn eigen hokje. In Suriname ken ik de wegen en de sluipwegen. Ik heb weliswaar weinig respect voor het overheidsbeleid, met name de uitvoering ervan, maar ik heb zeker wel familie, vrienden, kennissen en oud-collegaās met wie ik prettig en zinvol bezig kan zijn. Ik rijd regelmatig langs vervallen krotten en door smerige straten, maar ik woon in een huis met stromend water, licht, telefoon en een internetverbinding op een groot erf vol vruchtbomen. Ik merk dat alles in de winkel steeds duurder wordt, maar ik krijg AOV van de staat, heb een SZF-kaart en een pensioen van het onderwijs. Voor een onafhankelijkheidsfeest loop ik niet meer warm, maar Suriname blijft
a pisi doti, pe mi de, san fu tru mi musu lobi en, di Gado poti mi dape, fu tan wan pisi ten.
Ismene Krishnadath
Bekijk hier de video